Ooit vroeg iemand me hoe het was om voor het eerst door India te reizen. Na even nadenken antwoorde ik dat het ongeveer het zelfde voelt als in een iets te warm bad stappen. Eerst wil je er zo snel mogelijk uit. Na een minuut begint het te wennen, en nog even langer en je wil er nooit meer uit.
Voorbij de cultuurshock ligt een land met de vriendelijkste mensen die je je kunt voorstellen. Natuurlijk willen ze je een shirt, een doek, een boottochtje of misschien wel wat hasj verkopen. Maar zelfs na een afgeketste deal is er toch meestal die oprechte vraag waarom je naar hun land kwam, of die helpende hand om je weer in de juiste richting te krijgen.
In de drie gemaakte reizen had ik het voorrecht om tot tweemaal toe betoverd te worden door Taj Mahal. Heb dagen langs de gaths van Varanasi gezworven om te zien hoe pelgrims hun kleren en ziel reinigde in het water van de Ganges. Zag ze afscheid nemen van hun overledenen terwijl de vlammen de lichamen opeiste. Volgde het spoor van de lokale om in alles-of-niets pogingen straten over te steken. Bleef het hoofd koel houden tijdens keiharde onderhandelingen met rickshaw-wallahs over de ritprijs, maar werd desondanks getrakteerd op fantastische achtbaanritten door druk verkeer.
Als dit land eenmaal onder je huid zit is het waarschijnlijk voor de rest van je leven.




















